In een van haar wekelijkse columns wijst prof. dr. Leonie Cornips onlangs op een merkwaardig feit.
Zij vraagt zich namelijk af waar niet-Limburgers terecht kunnen als zij meer informatie over dat Limburgs zouden willen krijgen. Mevrouw Cornips moet jammer genoeg constateren dat er geen enkele cursus bestaat die uitsluitend bedoeld is voor deze categorie belangstellenden. Ligt dat aan het gegeven dat een dergelijke cursus niet bestaat of is er mogelijk toch te weinig belangstelling voor? Of mogelijk een combinatie van beide factoren?
Hoe het ook zij, het zou wel een cursus algemeen Limburgs moeten zijn en niet het specifieke dialect van één plaats. Maar wie zou zo’n cursus vervolgens moeten organiseren? In de huidige situatie neemt een niet-Limburgse belangstellende gewoon deel aan een cursus in het plaatselijk dialect; in ons geval aan de cursus over het Sittards.
Toch roept bovenstaande kwestie de vraag op hoe het in onze provincie gesteld is met de mogelijkheid een cursus in een plaatselijk dialect te volgen. Want ook deze taalcursussen horen toch tot dat deelaspect van het Limburgs dat alle aandacht zou moeten krijgen. Het is juist dit facet dat over het algemeen niet kan rekenen op een grote provinciale belangstelling. Maar ook hier geldt: respecteier dien taal . Het is met name dit taalkundig aspect dat mijns inziens veel meer aandacht zou moeten krijgen: de dialectspreker maakt immers dan pas echt kennis met zijn taal, haar structuur en haar klankleer.
We moeten helaas vaststellen dat er maar op een paar plaatsen in de provincie de mogelijkheid bestaat een taalcursus te volgen: een zevental plaatsen, waarbij opmerkelijk is dat er zich drie daarvan in de gemeente Sittard-Geleen bevinden: Geleen, Holtum en Sittard! Doorgaans is er op provinciaal niveau ook nog alleen maar sprake van een basiscursus; over een vervolgcursus wordt nauwelijks gerept!
Er rijst natuurlijk de vraag waarom er dan zo weinig taalcursussen worden aangeboden. Bestaat er onder de dialectsprekers dan zo weinig animo? En als dat al zo is, wat is dan de reden??
Men kan in ieder geval constateren dat er bij veel dialectsprekers sprake is van een zekere zelfingenomenheid, zelfgenoegzaamheid. Nogal vaak klinkt het argument: ik spreek mijn eigen dialect en wat moet er dan nog meer?? Over die taal hoeft me niemand wat te vertellen, het is allemaal even duidelijk. Wat zou een cursus aan mijn kennis van mijn dialect nog kunnen toevoegen? Niets toch? Verdieping in de eigen taal, kennis van de klankleer, dat alles heb je toch niet nodig. Toch? Je kunt ook zonder al die ballast verzorgd je eigen dialect spreken. Daar komt dan ook nog eens bij dat dialect verbonden wordt met vroeger, met nostalgie. Vanuit die optiek gezien kan men nauwelijks belangstelling verwachten voor taalontwikkelingen die geleid hebben tot de huidige taalsituatie. Want als je blik vrijwel uitsluitend gericht is op het verleden, sta je met de rug naar het heden en de toekomst gekeerd.
Daarnaast kan men constateren dat er op provinciaal niveau niets of nauwelijks iets ondernomen wordt de deelname aan deze cursussen te promoten. Geen provinciale oproep of stimulans via de media bijvoorbeeld om mensen aan te sporen een dergelijke cursus te volgen. Het provinciaal taalbeleid op dit gebied is op dit punt dan ook aan een grondige herwaardering toe. De grote instanties op dialectgebied zullen toch veel explicieter met hun beleid op de voorgrond moeten treden om belangstelling te wekken voor taalverdieping.
Een derde aspect ligt eigenlijk in de lijn van het voorgaande. Het is namelijk zo: wil men een cursus gaan geven, dan zal men toch de beschikking moeten hebben over cursusleiders met een behoorlijke kennis van de taalstructuren en de klankleer. Hij/zij moet kunnen terugvallen op een brede kennis van zaken.
Maar helaas is er in onze provincie geen mogelijkheid meer een tussenkader op te leiden dat over voldoende kennis beschikt verantwoord cursussen te geven. Dat nu wreekt zich: er is vrijwel geen tussenkader meer en, zoals gezegd, er is ook geen mogelijkheid meer om hen op te leiden. Broodnodig is dat er weer kadercursussen gegeven worden om deze witte plek langzaam op te vullen.
Taalrespect hangt samen met kennis en inzicht. En daaraan ontbreekt het nu ten ene male. Wil men zijn eigen taal ook voor de toekomst een gezonde en brede basis geven, dan is er op dit terrein nog heel wat achterstand weg te werken. Juist nu, in het jaar van de dialecten, zou een dergelijk initiatief bijzonder zijn toe te juichen!!
F.W.; okt./nov. 2016
Bron : sittard-geleen-nieuws.nl