Respecteier dien taal

Respecteier dien taal…24 (2016 ’t Jaor van de dialekte 2 : Lager loon voor platpraters)

’t Jaor van de dialekte: Lager loon voor platpraters

In een gelijknamig artikel in de Limburgse dagbladen van 22 september j.l. wordt een relatie gelegd tussen dialect spreken en het gebruik van de Standaardtaal (het Nederlands) en wel in economische zin. Uit onderzoek zou namelijk blijken dat er een duidelijk verschil in salaris kan zijn (tot wel 15% toe!) ten nadele van de dialectspreker.
Al met al is het een merkwaardig artikel; mijns inziens tendentieus en tegenstrijdig. Zo kan de titel ervan toch niet anders worden opgevat als uitermate dubbelzinnig: Lager loon voor platpraters. Met name het woord platpraters kan heel gemakkelijk als denigrerend worden gelezen, te meer omdat in de tekst onder meer gesproken wordt over plat Amsterdams, d.w.z. onbeschaafd taalgebruik. Natuurlijk plat betekent naast dialect ook onbeschaafd, platvloers. Zou het omwille van de duidelijkheid niet wenselijker zijn om in het vervolg alleen nog maar te spreken over dialect en niet meer over plat als we dialect bedoelen?
Bovendien wekt de titel ook nog eens de indruk dat deze stelling geldt voor alle dialectsprekers, een veralgemenisering dus van de visie.
In de tekst worden de sprekers ingedeeld in twee groepen: dialectsprekers en standaardtaalsprekers in de verhouding 40% en 60%. Een merkwaardige indeling, omdat nergens duidelijk wordt gemaakt wat onder dialect en Standaardtaal verstaan wordt. En dat heeft wel degelijk gevolgen voor het betoog. Het percentage van 60% is zonder meer extreem hoog, zo niet onmogelijk. Normaal wordt uitgegaan van een 15%!! Maar wat wordt er allemaal tot het Standaardnederlands gerekend?? Hoe zit dat eigenlijk met iemand die verzorgd Nederlands spreekt met een licht regionaal accent? Is dat dan geen Standaardnederlands? Wat is er verkeerd aan als men in een dergelijk geval hoort dat de spreker uit bijvoorbeeld de Randstad of Limburg komt? Niets toch…?
Overigens wordt in het artikel nergens gesproken over de percentages dialectsprekers die ook verzorgd Standaardnederlands spreken. Ter sprake komen blijkbaar alleen die gevallen waarbij de spreker een onacceptabel gekleurd Nederlands spreekt. Dat geldt overigens voor alle taalvariaties die afwijken van de Standaardtaal.
Maar wat wordt in het artikel bedoeld met dialect?? Zijn dat alle zojuist genoemde taalvariaties? Het lijkt erop dat iedere afwijking van de Standaardtaal gezien wordt als dialect!! Want zonder enige verdere toelichting wordt het plat Amsterdams naast het Twents als voorbeeld gegeven.
Een vreemde combinatie! Zo is o.a. het Limburgs zowel op nationaal als Europees niveau erkend als streektaal, wat betekent dat het volgens de Raad van Europa gerekend moet worden tot het onvervreemdbaar Europees cultureel erfgoed. Een erkenning die men niet kan verwachten van bijvoorbeeld het Amsterdams of het Rotterdams. Taalvariaties die men dan ook geen dialect noemt.
Wat is nu in wezen de kern van het betoog? Veel leidinggevenden die van zichzelf vinden dat ze aan de standaardnorm voldoen, kijken neer op dialectsprekers, die ze als dom en achterlijk beschouwen. We zien dus dat arrogantie en gebrek aan taalkennis de basis gaan vormen waarop anderen beoordeeld worden en lager geclassificeerd worden.
Maar dan de vraag: hoe moet men in de opvoeding met dialect omgaan? Nu is er mijns inziens toch sprake van verwarring en onduidelijkheid. Er wordt namelijk gesteld dat een dialect leren zeker bij de opvoeding hoort, want tweetaligheid is nu eenmaal een pre! Dialect wordt nu dus niet gezien als een min of meer achtergebleven taalvorm, maar werkelijk als eigentijdse taal. Om dan verder geen “fouten” te maken is het raadzaam dat dialect alleen maar in familiaire kring te gebruiken. Daarbuiten moet zoveel mogelijk Standaardnederlands gesproken worden. Een interessante visie die – op zijn zachtst gezegd – niet in de lijn ligt van het Europees Handvest voor streektalen of talen van minderheden (Raad van Europa; 1992).
Het artikel laat overigens duidelijk zien dat minachting voor dialect van “boven af” komt, waar zelfingenomenheid en kortzichtigheid de leidraad vormen bij beoordelingen. En daartegen is en blijft het moeilijk vechten, want Gegen die Dummheit kämpfen sogar die Götter vergebens (waarbij Dummheit synoniem staat voor arrogantie en gebrek aan taalkundige kennis).
Het artikel wijst er daarentegen wel op dat veel dialectsprekers hun Nederlands onvoldoende verzorgen. Dat gegeven is overigens niets nieuws. Voor elke taalgebruiker geldt de regel dat hij zijn taal moet respecteren en dus cultiveren.
Dus: naast verzorgd dialectgebruik óók verzorgd Nederlands. Dat is naar mijn mening een kwestie van cultuur, beschaving.

F.W.; sept. 2016

Bron : sittard-geleen.nieuws.nl

    Datum:

    Voornaam:

    Achternaam:

    Adres:

    Postcode:

    Plaats:

    E-mailadres:

    3 laatste cijfers bankrekening:

    Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

    Aantal exemplaren:

    Levering:

    Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

    Respecteier dien taal 23…… (2016: ’t Jaor van de dialekte 1)

    2016: ’t Jaor van de dialekte

    2016? Waarom dit jaar? Nu, dat mag duidelijk zijn: de Vereniging Veldeke Limburg viert dit jaar haar 90-jarig bestaan.
    Opgericht in 1926 stelde zij zich van begin af aan als doel onze dialecten te behouden en het gebruik ervan te bevorderen.
    Nu, 90 jaar later wordt dit terecht gevierd. Het jubileumjaar werd geopend met een officiële avond in de schouwburg van Roermond met genodigden uit de culturele en maatschappelijke wereld van Limburg. Op deze avond werd ook het eerste exemplaar van het boek van Luc Wolters aangeboden aan onze gouverneur. Deze studie bespreekt de 90 jaar Veldeke-geschiedenis, een bijzondere uitgave mag men wel stellen.
    De avond werd afgesloten met een cabaret. Jammer genoeg was dat voor heel wat van de aanwezigen een grote teleurstelling. Het niveau ervan werd algemeen gekenschetst als “patronaats-niveau”! Als opening van “Het jaar van de dialecten” was dit duidelijk onder de maat. Zeker niet op het niveau van een op Europees niveau officieel erkende streektaal. Een gemiste kans!

    Natuurlijk werd er in de media uitvoerig aandacht besteed aan dit bijzonder “dialect-jaar”. Er verschenen allerlei artikelen in de regionale pers en ook de Limburgse radio- en t.v.-zenders lieten hun belangstelling blijken. Wat me nogal pijnlijk trof, was dat uit bijna al die reacties maar al te duidelijk bleek dat de meeste journalisten en verslaggevers nauwelijks enig idee hadden van wat de streektaal Limburgs (en haar dialecten) betekent. Gangbaar zijn de aloude en allang achterhaalde clichés in de geest van: “Is een dialect wel een taal?” of “Is dialectspreken niet nadelig voor het Nederlands?”

    Het Limburgs is in 1997 officieel erkend als streektaal. Maar dit gegeven blijkt vrijwel niemand zich te kunnen herinneren? Heeft 20 jaar taalbeleid dan geen enkel effect gehad? Of moeten we nu spreken van verkeerd taalbeleid, “achterstallig onderhoud”? Of is de belangstelling voor onze dialecten dan echt tanende??? Die indruk ontstaat wel als men de media mag geloven, want na 20 jaar nog steeds dezelfde vooroordelen?
    Wel wordt er positief geoordeeld over het hoge percentage van de Limburgers dat nog zijn eigen taal spreekt. Maar wat betekent dat in werkelijkheid? Welke sociale plaats neemt dat dialect dan in? Anders gezegd: wat zegt dit eigenlijk over de taalcultuur in de betekenis van je eigen taal respecteren??
    Iedere keer als er in de media nogal wat aandacht besteed wordt aan de positie van het dialect, duikt er een vreemd fenomeen op. Uit ingezonden brieven van een enkele lezer blijkt steeds weer opnieuw dat deze absoluut tegen het gebruik van dialect is in de openbare ruimte. Dáár is volgens de briefschrijver slechts plaats voor één taal, namelijk het Nederlands. Dat is de taal die beschaafde mensen – volgens hem – uitsluitend dienen te gebruiken. (!!)
    Wel positief is het bericht dat het LGOG (het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap) in het najaar 2016 een studie/ een overzicht laat verschijnen van alle Limburgse schrijvers en dichters.
    Wat is er intussen zoal gebeurd in dit “Jaar van de dialecten”? Nou, er is een “wedstrijd” geweest om na te gaan wat dan wel het meest originele en typisch Limburgse woord is. De gelukkige winnaar was “fispernölle”! In de pers is hieraan nogal wat aandacht besteed, maar laten we reëel zijn, dit woord is door honderden andere woorden te vervangen.
    Leuk, maar dit thema-jaar vraagt toch wezenlijk iets anders! “Instandhouden en bevorderen” van onze dialecten vraagt om een meer serieuze en bredere benadering dan dit soort futiliteiten.

    Wellicht vindt u deze column nogal algemeen. En tot op zekere hoogte is dat ook zo; lees deze maar als een soort inleiding. In de komende columns zullen we een aantal aspecten ter sprake brengen die mijns inziens van wezenlijk belang zijn om onze dialecten de broodnodige ruggensteun te geven voor de toekomst.
    Er zal nog heel wat werk verzet moeten worden!!

    F.W.; 25 augustus 2016

    Bron : sittard-geleen.nieuws.nl

      Datum:

      Voornaam:

      Achternaam:

      Adres:

      Postcode:

      Plaats:

      E-mailadres:

      3 laatste cijfers bankrekening:

      Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

      Aantal exemplaren:

      Levering:

      Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

      Respecteier dien taal 22…… (Stoottoon en Sleeptoon 2)

      Stoottoon en sleeptoon in het Limburgs (2)

      In de vorige column (nr. 21) hebben we gesproken over één van de meest kenmerkende aspecten van het Limburgs: de stoottoon – sleeptoon. Het is inderdaad een heel typisch taalverschijnsel: een klinker wordt op twee manieren uitgesproken: “gewoon”, normaal: stoottoon en min of meer “slepend”, golvend: sleeptoon (teken: ~). Dit heeft tot gevolg dat er een betekenisverschil optreedt. Vergelijk maar: sjtein (stoottoon) en sjtein (sleeptoon). In het eerste geval is er sprake van meervoud, in het tweede van enkelvoud.
      Door deze eigenschap (stoottoon – sleeptoon) kan het Limburgs tot de toontalen gerekend worden. Talen dus waarin verschil in betekenis onder meer wordt bepaald door de manier waarop eenzelfde klinker in verschillende woorden anders wordt uitgesproken. Een toontaal bij uitstek is wel het Chinees, waarin bijvoorbeeld de a van ma op wel vijf verschillende manieren uitgesproken kan worden met daarbij iedere keer een andere betekenis.
      De kwestie stoottoon – sleeptoon in het Limburgs heeft bovendien een aantal bijzondere kenmerken.
      Merkwaardigerwijs blijken niet-Limburgers het verschil in uitspraak van de stoottoon- sleeptoon niet te horen, terwijl dit voor Limburgers “normaal” is;

      De eigenschap stoottoon – sleeptoon speelt met name in het Sittards nog een heel bijzondere rol.
      In de columns 13 – 14 – 15 hebben we de zogenaamde Sittardse Diftongering uitgebreid aan de orde gesteld.
      Ter herinnering: deze typische Sittardse klankwet heeft de eigenschap dat in veel gevallen de ee>ei, de eu>ui en de oo>ou wordt: beer>beier; greun>gruin en broor> brouwer.
      Deze regel heeft als voorwaarde dat de klinker een stoottoon heeft. Heeft de klinker daarentegen een sleeptoon, dan is die omvorming in principe uitgesloten:
      Met sleeptoon:
      Veer (wij) blijft veer; voor (bij ploegen) blijft voor en veur (voor) blijft veur.

      We gaan er gemakshalve maar vanuit dat een klinker zijn sleeptoon “gewoon” vasthoudt: wies (~) blijft wies (~)
      Maar…niets is minder waar!! Een klinker met een sleeptoon kan die eigenschap óók verliezen. Later we eens een paar mogelijkheden nader bekijken.
      Uitgangspunt: staat een woord/klinker met sleeptoon vrij/ongedekt, dan behoudt dat/deze dit kenmerk. Voorbeeld: Dae is niet goud wies (~);
      Dao kump ’t vaer (~).
      Echter:
      bij verbuiging verliest de klinker de sleeptoon. Voorbeeld: hae is ‘ne wieze (nu zonder sleeptoon); twee veerponten: twee vaere (zonder sleeptoon);
      ook als de klinker met sleeptoon wordt opgenomen binnen een woordgroep, dan verdwijnt de eigenschap sleeptoon: eine wieze (geen sleeptoon) man; ’n wies (geen sleeptoon) vrouw (en vergelijk nu ook : ’n wiesvrouw).

      Geregeld worden we geconfronteerd met een discussie over de scherpe Hollandse –g en de zachte Limburgse –g. Overigens is die zachte –g niet echt typisch Limburgs, maar dat terzijde.
      In feite is dit een weinig zinvolle discussie, waarvan de cliché- conclusie al bij voorbaat vaststaat.
      Veel ingrijpender en ook veel wezenlijker is het gebruik van de sleeptoon in het Nederlands! Immers, het Nederlands kent helemaal geen sleeptoon en het is daarom onjuist deze in het Nederlands te gebruiken.
      Bij de onoplettende spreker ontstaan dan gevallen als:
      Ja (~), ik zal daar ook naar toe gaan(~). Die man is niet goed wijs(~).
      Kijk (~), daar loopt een muis (~)! Hoe laat kom je thuis (~)?
      Nu, zoals gezegd: het Nederlands kent geen sleeptonen. Dat betekent dat de spreker goed moet opletten deze in te voegen. Het hoort immers tot een verzorgd taalgebruik (taalcultuur dus) dat onze taal zo goed mogelijk wordt uitgesproken: niet Limburgs, maar ook niet Hollands of het televisie-Nederlands!
      Hoe dit probleem op te lossen? Héél eenvoudig: spreek die “moeilijke” woorden kort, want het Nederlands wordt behoorlijk kort uitgesproken.

      F.W. (10 juli 2016)

      Bron : sittard-geleen.nieuws.nl

        Datum:

        Voornaam:

        Achternaam:

        Adres:

        Postcode:

        Plaats:

        E-mailadres:

        3 laatste cijfers bankrekening:

        Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

        Aantal exemplaren:

        Levering:

        Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

        Respecteier dien taal 21…… (Stoottoon en Sleeptoon 1)

        Stoottoon en sleeptoon 1

        In column 18 en 20 schreven we over het initiaal woordaccent in o.a. onze dialecten (column 18) en over de specifieke effecten die voortvloeien uit dit beginaccent. (zie column 20: begin(-letterrijm)
        In het Limburgs treffen we daarbij ook nog een andere eigenschap aan die in het Nederlands taalgebied alleen in onze streektaal voorkomt. Het is de oppositie stoottoon – sleeptoon. Wat is nu eigenlijk een stoottoon en een sleeptoon? Bij een stoottoon wordt de klinker van een woord/lettergreep met het dragende woordaccent kort uitgesproken. Bij een sleeptoon ligt de situatie complexer, want nu wordt een klinker min of meer golvend, slepend uitgesproken. Het gevolg van de eigenschap stoottoon/sleeptoon is dat er betekenisverschil optreedt. En dat nu is een uniek verschijnsel. Een enkel voorbeeld ter verduidelijking.
        Neem de ie, uitgesproken met stoottoon: wies (melodie); met sleeptoon: wies (wijs, verstandig ). Om duidelijk te kunnen aangeven wanneer er sprake is van stoottoon of sleeptoon, gebruiken we alleen voor de sleeptoon een teken: ~. In alle andere gevallen is er dan sprake van een stoottoon. De oppositie in ons voorbeeld wordt dan als volgt aangegeven: wies – wies (~)

                Stoottoon      Sleeptoon (~)
        1      twee sjtein     ‘ne sjtein
        2      de vaer (vogel)     ’t vaer (veerpont)
        3      Fien (naam)      fien (fijn)
        4      geis (te)  (ga   je)     geis (geest)
        5      sjoon (mooi)     sjoon (schoenen)
        6      mien (mien bouk) (]bez.vnw)     mien (steenkolenmijn)
        7      hoes (hoes)     hoes (huis)
        8      bie (bij) (]zn)     bie (bij) (]voorzetsel)
        9      kael (keel)     kael (kerel)
        10    sjtraot (straat)     sjtraot (strot)
        11    sjtroef (stroef)     sjtroef (pluk haar)
        12    waeg (wegen)     waeg (weg)
        13    paerd (paarden)     paerd (paard)
        14    knien (konijnen)     knien (konijn)
        15    paus (pauze)     paus (paus)
        16    tiet (borst)     tiet (tijd)
        17    oug (oog)     ouch (ook)
        18    toesj (muzikale hulde)     toesj (ruil)
        19    bein (benen)     bein (been)
        20    toon (toon)     Toon (naam)
        21    bal (dansfeest)     bal (speelbal)
        22    graaf (graaf)     graaf (graf)
        23          —     (t)hoes  ((t)huis)
        24          —     oet (uit)
        25    ich gaon (ik ga)     veer gaon (wij gaan)
        26    ich zeen (ik zie)     veer zeen (wij zien)
        27    ich doon (ik doe)     veer doon (wij doen)
        28    ich sjtaon (ik sta)     veer sjtaon (wij staan)
        29    ich sjlaon (ik sla)     veer sjlaon (wij slaan)
        30    …     jao (ja)
        31    …     …
        32    …     …
        33    …     …

        Zoals u ziet, is deze lijst (bij lange na) nog niet volledig. Het is aan u om te proberen er nog enkele aan toe te voegen. Wie weet, vindt u mogelijk nog een aantal bijzondere voorbeelden. Hoe dan ook, wees zo vriendelijk en stuur a.u.b. ons de resultaten van uw “huiswerk” op: fag.walraven@ziggo.nl Veel plezier met uw zoektocht!

        F.W. ; 28 mei 2016

        Bron : sittard-geleen.nieuws.nl

          Datum:

          Voornaam:

          Achternaam:

          Adres:

          Postcode:

          Plaats:

          E-mailadres:

          3 laatste cijfers bankrekening:

          Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

          Aantal exemplaren:

          Levering:

          Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

          Respecteier dien taal 20…… (Speciaal effect door woordaccent)

          Speciaal effect door woordaccent…

          In column 18 hebben we gesproken over het woordaccent en de plaats ervan bij meerlettergrepige woorden.

          We hebben toen geconstateerd dat de Germaanse talen, waaronder het Nederlands en het Limburgs (en dus ook het Sittards) een overwegend beginaccent hebben (een initiaalaccent).Talen zoals het Frans hebben daarentegen een voorkeur voor een eindaccent (een finaalaccent).
          Het is daarom niet verwonderlijk dat dit beginaccent een belangrijke rol speelt bij het woordgebruik. Dit nu is in bijzondere mate het geval als beklemtoonde woorden/lettergrepen van twee (of meer woorden) met dezelfde medeklinker(-s) beginnen. Dit is overigens een taalverschijnsel dat veel vaker voorkomt dan algemeen gedacht wordt. We noemen er een aantal:
          door dik en dun; lief en leed/ leif en leid; met man en macht; voor dag en dauw/ veur daag en dauw; kind noch kraai (waarbij “kraai” een verbastering is van “crade”, dat “familie” betekent); paal en perk stellen; kracht naar kruis; óf zoals in de reclame: met melk meer mans, óf in een naam: Villa Zon en Zee.
          Een dergelijk stijlverschijnsel wordt wel alliteratie of stafrijm of Germaans rijm of begin(-letter)rijm genoemd. Maar ook zonder deze begrippen te kennen, kunnen we gemakkelijk met deze typische eigenschap spelen. Wie van ons kent niet het oude versje:

          Leentje leerde Lotje lopen langs de lange lindelaan

          Of het bekende tekstje in het dialect: Wo woont Wullem Wèk? Wullem Wèk woont wied weg. Waat waef Wullem Wèk? Wullem Wèk waef witte wol.
          Het is daarom niet verwonderlijk dat auteurs graag gebruikmaken van dit stijlmiddel. En het zijn vooral dichters die met hun beknopte manier van formuleren als geen ander de bijzondere werking van de alliteratie gebruiken om hun taal een nog grotere expressiviteit te geven.
          Ter illustratie hiervan heb ik teksten gekozen uit het poëtisch werk van de priester-leraar-dichter Guido Gezelle (1830-1899).
          Een voorbeeld uit Kerkhofblommen (1858), geschreven naar aanleiding van het overlijden van een van zijn studenten. De gekozen voorbeelden zijn uit een gedicht waarin de tocht van de boerderij naar de kerk beschreven wordt. De familie is gezeten in een huifkar met wit dekzeil, die getrokken wordt door twee paarden.
          Traagzaam trekt de witte wagen
          Door de stille straten…
          En enkele regels verder:
          Stap voor stap, zo gaan de peerden,
          Traagzaam, treurig, stille en stom (= zonder geluid)
          In het gedicht Twee horsen (1897) spreekt Gezelle over twee trekpaarden, die zware paarden die we nog van vroeger kennen. Ze trekken samen een zware last en dan heet het:
          Ze zwoegen, ze zweten….
          en
          Ze stappen, ze stenen, ze stijven
          de stringen.

          Door het herhaald gebruik bovendien van het onderwerp ze krijgt de zin een uiterst expressieve werking. De herhaling van ze kan daarbij ook nog eens gezien worden als een specifieke alliteratie. Zou men de zin lezen zonder ze, dan is de poëtische werking beduidend minder: Ze stappen, stenen en stijven….. Het ritmisch effect van de oorspronkelijke versregel is in het laatste geval vrijwel verdwenen.
          En dat is nu de kracht van de dichter: expressief omgaan met de alledaagse taal om haar daardoor die extra dimensie te geven.

          F.W. (april 2016)

          Bron: sittard-geleen.nieuws.nl

            Datum:

            Voornaam:

            Achternaam:

            Adres:

            Postcode:

            Plaats:

            E-mailadres:

            3 laatste cijfers bankrekening:

            Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

            Aantal exemplaren:

            Levering:

            Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

            Respecteier dien taal 19……..(Jaomer)

            Jaomer…….

            De vastelaovend is weier veurbie. Veer höbben ’t maske begrave en de pekskes verzörg en opgeruump. Op Esjelegounsdig zeen veer ós ’n esjekrutske gaon haole en daonao höbbe veer ós d’n hering gebete, wie me zo zaet. De vastentied is begónne….

            En zoals gebruikelijk na zulke dagen ga je weer over tot de orde van de dag. Bij het opruimen van het een en ander word je ook weer geconfronteerd met het typische taalgebruik en de ”bijzondere” spelling van het Sittards! Ik heb intussen ontdekt dat er in die nogal in zichzelf gesloten carnavalswereld drie stromingen te ontdekken zijn.

            Zo zijn er voornamelijk ouderen die vasthouden aan het oudere taalgebruik en de spelling ervan. Ze doen dit, zo blijkt, uit respect voor de traditie. Nu, van hun oprechtheid in dezen ben ik wel overtuigd. Maar hun visie in deze kwesties schiet mijns inziens op twee kernpunten te kort. Ze zijn  van mening dat een vroegere taallaag (“ ’t richtige Zittesj van de aw luuj”) als de beste of in ieder geval als duidelijk beter wordt gezien dan de huidige taalsituatie. Nu, zo’n taalsituatie heeft nooit bestaan en zal ook niet kunnen bestaan. Bovendien gaan ze er stilzwijgend van uit dat “traditie” een statisch gegeven is, dat dus (vrijwel) niet onderhevig is aan verandering. In de praktijk blijkt echter dat “traditie” een zich steeds weer ontwikkelend gegeven is dat door elke volgende generatie wordt overgenomen en ingevuld volgens de visie van die generatie. Kort samengevat: traditie is niet statisch, maar dynamisch. Een enkel voorbeeld: 50 jaar geleden werd op een andere manier carnaval gevierd dan nu. Dat hoeft niet beter of slechter te zijn, nee, het is gewoon anders.

            Er is een tweede richting in de (Sittardse) carnavalswereld die ervan uitgaat dat je je eigen dialect kunt schrijven zoals je zelf denkt dat het moet. Regels met betrekking tot taaleigen en/of spelling doen niet ter zake. Uitgangspunt: de “boodschap” (de inhoud dus) moet begrepen worden, waarbij de vorm (de spelling en grammatica) geen rol van betekenis speelt. Van “taalcultuur en respect” is hier in het geheel geen sprake!

            Merkwaardigerwijs is men van mening dat dat niet voor het Nederlands geldt. Een zinnetje als De trijn komp waarscheinlek om ag uur aan is, wat de betekenis betreft, zonder meer duidelijk. Daar is geen twijfel over mogelijk. Opvallend nu is dat men een dergelijke spelling niet accepteert, want dat is Nederlands (sic!). Men gaat er blijkbaar impliciet van uit dat je eigen taal, je dialect minderwaardig is, en dat zelfs de vraag moet worden gesteld of er wel van een taal gesproken kan worden!  Waarom, zo vraag ik me dan af, is er zo’n groot respect voor de standaardtaal (uiteraard geen bezwaar!) en reageert  men zo negatief naar de eigen taal, het Sittards, toe. Wat men blijkbaar niet beseft/wil beseffen, is dat dialect een taal is, hoewel geografisch beperkt. Het voldoet namelijk volledig aan de voorwaarden die aan het begrip “taal” gesteld worden!

            Een derde richting bestaat hierin dat men zijn eigen weg gaat, d.w.z. men volgt een eigen taalvisie en past die toe op (vrijwel) alle officiële teksten en publicaties.  Neem als voorbeeld de ingezonden teksten voor het programmaboekje. Het betreft  dan teksten die voldoen aan alle taal- en spellingscriteria. Je gelooft soms je ogen niet als je het uiteindelijke resultaat ziet, want je tekst blijkt zodanig ondeskundig “bewerkt” te zijn dat ze nauwelijks nog herkenbaar is! En dat zowel naar de inhoud als de vorm. De bewerker blijkt, zoveel moge duidelijk zijn, geen of nauwelijks enig idee te hebben van de basisklankleer en het wezen van de spelling. In feite is het een ratjetoe van ondoorzichtige keuzes en het door elkaar haspelen van verschillende spellingssystemen. Neem een ander overduidelijk voorbeeld: het Optochtreglement of een officiële bekendmaking.

            Waarop is mijn kritiek dan gebaseerd? Wat het woordgebruik betreft, hierbij kan men constateren dat woorden van het type recepce/recepse en insjtallaase/insjtallaasje tot een verouderd taalgebruikgebruik gerekend worden. Ze worden ook wel gezien als een onverzorgde, wel erg volkse manier van taal. In ieder geval is het zo dat in het huidige Sittards deze vormen feitelijk helemaal verdwenen zijn.

            Over de spelling is het volgende op te merken: het gebruikte spellingsysteem is volkomen verouderd. Bovendien is het gebaseerd op een onjuiste en onlogische combinatie van verschillende spellingsystemen, zodat er een onoverzichtelijke wirwar van tegenstrijdige regels ontstaan is.

            Nee, er is in het Sittardse op dat punt duidelijk geen taalcultuur, geen respect voor je eigen dialect. Natuurlijk kan men op die ingeslagen weg van onkunde en kortzichtigheid doorgaan. Maar het zal uiteindelijk vergeefse moeite zijn, want wat voorbij is, is voorbij. Zich daarvoor blijven inzetten heeft iets weg van trekken aan een dood paard…..

            Maar is het nou echt niet mogelijk de koppen bij elkaar te steken en er samen voor te zorgen dat er een verfrissende wind over het Sittardse taallandschap gaat waaien?

            Ons dialect mag toch rekenen op respect en zeker op die plaats die het met recht moet innemen.

            F.W. (februari 2016)                                                                                                                  

            Bron : sittard-geleen.nieuws.nl

              Datum:

              Voornaam:

              Achternaam:

              Adres:

              Postcode:

              Plaats:

              E-mailadres:

              3 laatste cijfers bankrekening:

              Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

              Aantal exemplaren:

              Levering:

              Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

              Respecteier dien taal………nr. 18 (Klemtoon, stoottoon, sleeptoon)

              Klemtoon, stoottoon, sleeptoon

              De genoemde begrippen zijn wellicht iedereen bekend. Het is echter niet mogelijk ze in één artikel te bespreken. Immers, de klemtoon is een algemeen bekend taalverschijnsel, terwijl de sleeptoon en de stoottoon tot het typisch Limburgs taaleigen behoren. Er zal daarom bijzonder aandacht aan deze taaleigenschap geschonken worden.

              Beperken we ons daarom in deze column tot het begrip klemtoon of woordaccent. Dat is kort gezegd het gegeven dat in meervoudige lettergrepen één lettergreep duidelijk met meer nadruk wordt uitgesproken dan de andere lettergreep/-grepen. Het is een algemeen taalkundig verschijnsel, waarbij de hoofdregel voor het Nederlands en het Limburgs (vrijwel) gelijk is. Enkele voorbeelden: las-tig/ les-tig, ko-ken/kao-ke, wan-de-len/wan-je-le, on-mid-del-lijk/ón-mid-del-lijk.

              De plaats van de klemtoon

              Hoewel het begrip klemtoon woordaccent in alle talen voorkomt, is de positie ervan niet steeds en overal dezelfde. In veel talen geldt als hoofdregel dat de klemtoon op de eerste lettergreep valt. Deze eigenschap geldt zeker voor de Germaanse talen, waartoe het Nederlands en het Limburgs behoren. Men spreekt dan van beginaccent of initiaalaccent. Andere talen, zoals het Frans, hebben bij voorkeur een eindaccent, ook wel finaal accent genoemd: ca-deau, mer-ci, regle-ment.

              Ook de plaats van het hoofdaccent blijkt niet automatisch vast te liggen. Zo is in de loop der eeuwen dit accent vaker van plaats veranderd. Ook in onze moderne tijd worden we er nog geregeld mee geconfronteerd. Voor velen van ons geldt de volgende uitspraak: volks-huisvesting, bouw-nijverheid. We horen echter hoe langer hoe meer, zelfs via het Journaal, een uitspraak als volks-huis-vesting/bouw-nij-verheid. En in plaats van nar-cis hoort men nar-cis, en wordt er naast pa-gina ook wel pa-gi-na gebruikt.

              Ook bij het gebruik van (voor-)namen hoort men vaak verkeerd gebruik van het woordaccent: Leeu-war-den in plaats van Leeu-warden; Kerk-ra-de in plaats van Kerk-rade; Ma-ria en niet Ma-ri-a; Lé-on en niet Lé-on.

              In andere talen verspringt de hoofdklemtoon bij meerlettergrepige woorden soms bijvoorbeeld naar de tweede, zelfs derde, lettergreep.

              Toch kan ook in de eigen taal (Nederlands en Limburgs) de plaatsing van de hoofdklemtoon verschillen, namelijk in die situaties dat een betekenisverschil niet duidelijk is. Neem doorlopen. Welke betekenis wordt bedoeld? Daarom wijkt in dergelijke situaties de plaats van de klemtoon af van de hoofdregel: door-lopen (hij is doorgelopen) naast door-lo-pen (hij heeft die opleiding doorlopen); be-de-len naast be-delen; ne-ge-ren naast ne-geren.

              Het komt geregeld voor dat beklemtoonde beginlettergrepen met dezelfde medeklinker(-s) beginnen. Een voorbeeld: voor dag en dauw. Door deze combinatie ontstaat een zeer specifieke eenheid met een bijzondere werking.

              In onze volgende column zullen we nader op dit taalgebruik ingaan.

              F.W. (jan. 2016)

              Bron: sittard-geleen.nieuws.nl

                Datum:

                Voornaam:

                Achternaam:

                Adres:

                Postcode:

                Plaats:

                E-mailadres:

                3 laatste cijfers bankrekening:

                Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

                Aantal exemplaren:

                Levering:

                Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

                Respecteier dien taal…………17 (’t Gruin Buikske van ’t Zittesj)

                 

                ’t Gruin Buikske van ’t Zittesj

                Het is eigenlijk vanzelfsprekend dat we onze taal goed verzorgen. Onder die taalverzorging verstaan we dan doorgaans de zinsbouw en het woordgebruik. Maar ook wordt er wel degelijk op de schrijfwijze, de spelling gelet. Niets is zo vervelend als dat er storende spelfouten in een tekst staan. En dan praten we nog niet eens over de spelling van werkwoordsvormen of vreemde woorden! En, zoals gezegd, iedereen die zichzelf respecteert, let op het taalgebruik en de spelling. In geval van twijfel wordt in  een spellinggids de juiste schrijfwijze opgezocht. Dit geldt overigens voor alle talen, of men nu Nederlands schrijft of Duits of…. Wie schrijft, respecteert de regels van de spelling.

                Dit lijkt voor de hand liggend, maar hoe is de situatie bij de dialecten? Velen zijn van mening dat je dialecten, anders dan de standaardtalen, kunt schrijven zoals jezelf denkt dat het juist is. Spellingsregels lijken niet te gelden voor een dialect: alles moet zo’n beetje kunnen.

                Vanwaar dit standpunt? Heeft men nou werkelijk zo’n  laag idee van de eigen taal? Ziet men die niet als een taal? Want er zijn mensen die denken dat dialect geen taal is! Daar komt ook nog eens bij dat er bij velen die dialect spreken, een vrij sterke neiging bestaat vast te houden aan het vroegere als norm voor de spelling van een dialect!

                Het gevolg is een ratjetoe van spelwijzen, soms wel met heel bizarre vormen. Een standaardspelling, zoals in het Nederlands, zou voor dialecten onmogelijk zijn. Nu, iedereen die een beetje thuis is in de klankleer, weet dat er wel degelijk richtlijnen te geven zijn waarmee uitstekend te werken valt. Bovendien bevordert een goede en overzichtelijke spelling de leesbaarheid van een tekst en die leesbaarheid, die herkenning, is nou net een wezenlijk aspect van iedere evenwichtige spelling. Het is dan ook de Vereniging Veldeke Limburg geweest die vanaf haar oprichting in 1926 steeds geprobeerd heeft een hanteerbare spelling samen te stellen die voor al die onderscheiden dialecten gebruikt zou kunnen worden.

                De laatste provinciale spelling is de Spelling 2003 voor de Limburgse dialecten,  op basis van de  vernieuwde kennis van  en inzicht in de klankleer.Deze provinciale spelling is door de Raod veur ’t Limburgs en de Vereniging Veldeke Limburg als leidraad  overgenomen. In feite is ze dus de officiële spelling voor onze dialecten.

                Het is in dit kader dat de Willy Dols Stichting een spellinggids voor het Sittards heeft samengesteld. Ruim drie jaar heeft een werkgroep samen met taalkundigen gewerkt aan deze uitgave. Het uitgangspunt is het hedendaagse moderne Sittards geweest, geheel in de geest van het als streektaal erkende Limburgs (1997).

                Bij de uitwerking stond ons de bekende spellinggids het Groene Boekje voor de geest. De titel hebben we met toestemming van de Nederlandse Taalunie  – vertaald – over mogen nemen als Gruin Buikske van ’t Zittesj.

                b6

                De uitgave bestaat in feite uit drie delen. Het eerste gedeelte is een algemeen gedeelte met inleiding, de spellingsregels voor het Sittards en een aantal teksten over grammaticale aspecten. Het tweede gedeelte vormt de eigenlijke kern van dit boek. Hierin worden ruim 5.000 woorden besproken. Niet allen hun schrijfwijze wordt gegeven, maar ook andere aspecten, zoals stootttoon–sleeptoon, woordsoort, verbuiging en vervoeging. Het derde gedeelte is een handreiking naar de gebruiker: het is een woordenlijst Nederlands – Sittards van alle besproken woorden.

                Vrijdag, 20 november a.s. zal de spellinggids van ongeveer 250 bladzijden officieel gepresenteerd worden.
                De prijs is bewust laagdrempelig gehouden: € 13,95. Te bestellen via www.gruinbuikske.nl of vanaf 21 november o.a. ook in de boekhandel.

                De samenstellers zijn ervan overtuigd dat deze spellinggids een onmisbare handleiding is voor ieder die zijn dialect ook wat de spelling betreft, graag wil verzorgen.

                F.W.; 20 okt. 2015

                 

                Bron : sittard-geleen.nieuws.nl

                  Datum:

                  Voornaam:

                  Achternaam:

                  Adres:

                  Postcode:

                  Plaats:

                  E-mailadres:

                  3 laatste cijfers bankrekening:

                  Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

                  Aantal exemplaren:

                  Levering:

                  Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

                  Respecteier dien taal…………….(nr. 16)

                  Went betekent als, wanneer, maar ook want ?

                  Onlangs las ik in een tekst van een zogenaamde dialectmis de zin: Went Geer zeet ózzen Heer…..Went wordt hier  duidelijk bedoeld als want. Het komt me nogal vreemd voor, het gebruik van went in deze context.

                  Raadplegen we eens het enige naoorlogse Sittardse woordenboek, nl.  dat van J. Schelberg  (Woordenboek van het Sittards dialect, 1979-2; blz .487), dan lezen we dat hij inderdaad went ook kent in de betekenis van want. Dat lijkt me bijzonder eigenaardig, want, naar mijn mening kunnen want en went nooit dezelfde functie en betekenis hebben. Het lijkt me daarom wenselijk de twee woorden eens nader te bekijken, waarbij we letten op a. de betekenis, b. de woordsoort en c. de woordvolgorde.

                  a.De betekenis

                  Went betekent alleen wanneer, als; het wordt gebruikt als er een voorwaarde wordt uitgedrukt. Een voorbeeld: Went  (= es) ‘t zo hel blif sjnieje, kóm ich neit.

                  Went en es zijn in betekenis gelijkwaardig en kunnen doorgaans beide gebruikt worden: ze drukken immers beide een voorwaarde uit.

                  Let wel: het woord wanneer kan ook een heel andere betekenis hebben! Vergelijk maar:Wanneer het hard regent, staat onze straat vaak onder water met Wanneer kom je? We zien dat het eerste wanneer een voorwaarde uitdrukt, terwijl het tweede wanneer een tijdsaanduiding weergeeft. Nu maakt dat voor het Sittards niets uit; wij kennen dit verschil in de betekenis van wanneer niet. We hebben immers in ons dialect daarvoor twee verschillende woorden: wanneer als voorwaarde: went; wanneer als tijdsaanduiding: wienee. 

                  Want daarentegen heeft een totaal andere betekenis dan went. Want geeft immers een verklaring, een reden, en dat is toch heel wat anders dan een voorwaarde. Alleen al om die reden is de combinatie went=want onmogelijk!

                  Bovendien is wanneer(=went) een voegwoord en wanneer(=wienee) een bijwoord.

                  b. De woordsoort

                  Letten we op de woordsoort van went en want, dan zien we dat beide wel voegwoord zijn, maar van een totaal andere klasse. Went is een zogenaamd onderschikkend voegwoord. Een hoofdkenmerk van deze voegwoorden is namelijk dat ze ongelijkwaardige delen met elkaar verbinden.

                  Want daarentegen is ook een voegwoord, maar een nevenschikkend voegwoord: het verbindt namelijk gelijkwaardige delen met elkaar door middel van een verklaring, een reden.

                  c. De woordvolgorde

                  Een beperking vooraf: we kunnen in het kader van deze columns niet alle grammaticale mogelijkheden bespreken. Wie meer over dit onderwerp wil weten, kan daartoe een grammatica raadplegen, bijvoorbeeld de ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst). We beperken ons dus tot de hoofdeigenschap.

                  * Want (verklaring, reden): verbindt, zoals gezegd, gelijkwaardige grootheden. Dat betekent, dat bij gebruik van want, de woordvolgorde van zin A gelijk moet zijn aan die van zin B.

                  Een voorbeeld:

                  Doe zuls waal neit kómme, want ’t blif mer sjnieje.
                  ’t Jungske blif zitte, want zien rapport is te zjwaak.  
                  Me mót de dieke gaon bewake, want ’t water van de rivier sjieg erg sjnel.  

                  *Went(als, wanneer: voorwaarde):

                  Doe zuls waal niet kómme, es ’t zo blif snieje.
                  ’t Jungske blif zitte, went zien rapport te zjwaak is.
                  Me mot de dieke gaon bewake, went ’t water van de rivier zo sjnel sjtieg.

                  Conclusie:

                  1. Het standpunt dat went ook want kan betekenen is volkomen onjuist;
                  2. Voor went geldt: went=es=als, wanneer en geeft een voorwaarde aan;
                  3. Voor want geldt:  want=want en geeft een verklaring, reden aan.

                  F.W. (15 augustus 2015)

                  Bron : Sittard-Geleen.nieuws.nl

                    Datum:

                    Voornaam:

                    Achternaam:

                    Adres:

                    Postcode:

                    Plaats:

                    E-mailadres:

                    3 laatste cijfers bankrekening:

                    Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

                    Aantal exemplaren:

                    Levering:

                    Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

                    Respecteier dien taal 15 verkeer=verkeier? (slot)

                    Inleiding

                    In onze vorige columns hebben we gesproken over de bekende Sittardse Diftongering (S.D.) en ook over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

                    Vatten we het geheel nog eens kort samen:

                    1. alleen de lange klinkers ee-ee-eu kunnen diftongeren, dat wel zeggen: een tweeklank (=diftong) worden en wel ei-ou-ui;
                    2. dit is alleen mogelijk als er sprake is van een stoottoon. Een voorbeeld: veer (4) heeft een stoottoon en kan diftongeren tot veier, maar veer (wij) heeft een sleeptoon en kan dat dus niet: het blijft gewoon veer.

                    Wel/geen diftongering?
                    Nu blijkt die diftongeringsregel in het Sittards toch heel wat complexer te zijn. Er is immers sprake van een merkwaardig probleem: er zijn nogal wat woorden die aan alle voorwaarden voldoen en die toch niet kunnen diftongeren.

                    Zetten we eens een aantal gevallen op een rij (Let wel: het zijn alle de bekende klinkers met stoottoon!)

                    Schermafbeelding 2015-07-15 om 10.39.52

                    Nog enkele voorbeelden: peut (poten), fees, heer, boon, groot, geweun, heure. Deze groep is overigens groter dan men wellicht denkt. Probeer het maar eens: zoek woorden in het Sittards die

                    1. een ee-oo-eu als klinker hebben, die
                    2. bovendien ook nog een stoottoon hebben en
                    3. toch niet diftongeren!

                    Verklaring
                    Hoe kan dat nou? Dezelfde voorwaarden en toch geen diftongering?? Het probleem zit in “dezelfde voorwaarden”. Natuurlijk, in al die gevallen is er sprake van stoottoon. Het probleem zit in de klanken ee-oo-eu van groep A. en ee-oo-eu van groep B. Ogenschijnlijk zijn deze klinkers gelijk, maar in werkelijkheid verschillen de klinkers van groep A. en B. van elkaar. Voor ons taalgevoel zijn ze gelijk, samengevallen, maar taalhistorisch gezien hebben ze een totaal andere achtergrond en ontwikkeling. Dus de ee van groep A. is in feite niet identiek aan de ee van groep B. Eenzelfde redenering geldt uiteraard voor de oo en de eu.
                    Het zou in het kader van deze columns te ver gaan hier nader op in te gaan: die taalhistorische context is bijzonder ingewikkeld! Wellicht kunnen we met een beeld uit de biologie het een en ander verduidelijken.

                    Taalhistorisch gezien hebben de klinkers uit groep A. andere genen dan die uit groep B, want ze zijn op een andere manier ontstaan en ze hebben zich ook totaal anders ontwikkeld. Het merkwaardige feit doet zich nu voor dat de genen van de klinkers uit groep A. wel diftongering toestaan en die van de klinkers uit groep B. dit juist verhinderen!

                    Men kan niet anders dan concluderen dat die Sittardse Diftongering in wezen vele malen complexer is dan menigeen denkt. Want uit het bovenstaande kan men nog een extra voorwaarde afleiden: diftongering is alleen mogelijk bij de bekende drie lange klinkers met stoottoon die dan ook nog eens over de “juiste” genen moeten beschikken!!

                    Wanneer is die S.D. nu ontstaan?

                    Nu, dat is een interessante vraag waarop niet zo gemakkelijk een antwoord kan worden gegeven. Het is natuurlijk niet zo dat een precies jaartal kan worden aangegeven. Immers, taaleigenschappen hebben geen “geboortedatum”; men kan achteraf slechts constateren dat ze in een bepaalde periode ontstaan moeten zijn en vervolgens zich zodanig ontwikkeld hebben dat ze een (vaste?) plaats in het taaleigen veroverd hebben.

                    Maar er zijn natuurlijk meer vragen. Bijvoorbeeld: waarom of waardoor ontstaat eigenlijk zo’n nieuwe eigenschap? En waarom blijft die in Limburg beperkt tot Sittard en omliggende plaatsen, en waarom bereikt ze plaatsen als Doenrade, Geleen, Born en Susteren niet???

                    De S.D. is volgens de grote Sittardse taalkundige Willy Dols (1911-1944) vastgesteld in een geschrift uit 1571. Dat betekent natuurlijk niet dat de S.D. toen ontstaan is. Nee, ze bestond toen al, anders was ze niet in een officiële tekst terecht gekomen. Met redelijke zekerheid kan men aannemen dat deze taaleigenschap ontstaan moet zijn in de 14e eeuw.

                    De toekomst van de Sittardse Diftongering

                    Hoewel de S.D. dus al enkele eeuwen oud is, rijst toch de vraag of ze zich in het Sittards een definitief vaste plaats heeft weten te verwerven.

                    Er zijn namelijk drie factoren die negatief kunnen inwerken op die positie.

                    a. Zoals reeds is aangetoond, is de S.D. een heel complex taalfenomeen. En juist daarin schuilt de mogelijkheid dat die S.D. minder vastligt dan algemeen wordt aangenomen. Het complexe kan uiteindelijk een barrière gaan vormen die de S.D.-regel ondergraaft.

                    b. Een tweede factor is het feit dat het huidige Sittard een open gemeenschap is geworden. Dit in tegenstelling tot vroeger toen plaatsen vaak een duidelijke beslotenheid hadden. En het was juist die beslotenheid die ervoor zorgde dat regels, waaronder ook taalkundige, een veel vastere positie innamen. Thans is dat helemaal veranderd: dagelijks komt men veelvuldig in contact met mensen uit andere dialectgebieden. Dat betekent natuurlijk ook dat dialecten door onderlinge communicatie elkaar beïnvloeden, waardoor het typische van de eigen taal sterk onder druk komt te staan. Er zijn taalgeleerden die van mening zijn dat uiteindelijk de dialecten veel algemener worden, waarbij het specifieke vrijwel verloren zal gaan.

                    c. Er is echter een factor die waarschijnlijk ongemerkt de grootste invloed uitoefent, nl. onze Standaardtaal, het Nederlands (vroeger ook wel het A.B.N. genoemd). Men realiseert zich doorgaans te weinig dat deze taal in woord en geschrift dagelijks via de media constant tot ons komt. Dat zij daarbij grote invloed uitoefenen is niet meer dan logisch. Onze dialecten krijgen een duidelijk Nederlandse klankkleur, terwijl de verwante Duitse grensdialecten langzaam, maar zeker “Duitser” klinken.

                    Om een willekeurig voorbeeld te noemen: hoe vaak hoort men in de omgangstaal niet spreken over de regering, terwijl regeiering klankwettig juist zou zijn.
                    Hoe men de zaak ook keert of wendt, taalontwikkeling, d.w.z. verandering, is er altijd geweest en zal ook zeker in de toekomst gebeuren. De maatschappij verandert en daarmee ook de taal in die maatschappij.

                    F.W.; 10 juli 2015

                    Bron : sittard-geleennieuws.nl

                      Datum:

                      Voornaam:

                      Achternaam:

                      Adres:

                      Postcode:

                      Plaats:

                      E-mailadres:

                      3 laatste cijfers bankrekening:

                      Noodzakelijk om misverstanden bij dubbele namen te vermijden

                      Aantal exemplaren:

                      Levering:

                      Het versturen van dit contactformulier kan een paar seconden duren.

                      SJRIEFWIEZER
                      Wilt geer gaer goud Zittesj sjrieve, numt dan
                      kóntak op mit De Willy Dols Stichting, die
                      hulp uch mit alle plezeier op waeg.

                      Gaot nao De Sjriefwiezer es ‘t goud Zittesj mót zeen. De Willy Dols Stichting hulp uch gratis op waeg nao ‘n modern Zittesje sjriefwies.

                      De Sjriefwiezer!
                      Es ‘t óm de richtige Zittesje sjpelling geit!
                      De Willy Dols Stichting
                      Es ‘t óm taal en teks in ‘t Zittesj geit.......

                      En womit zouwe veer uch kènne helpe ?
                      Dènk èns aan 'n teks van :
                      'n trouwkaart
                      'n gebäörtekaertje
                      'n gedachtenisprèntje (dodeprèntje)
                      'n program(-ma) buikske
                      'ne breif
                      'n gedich/ 'n leidje
                      'n verhaol

                      Höbt geer vraoge euver 't ein of anger, num dan gerös kóntak mit ós op via de e-mail of bel (046) 4517203
                      Steuntje
                      Hulp neudig bie 't sjrieve van 'n songtekst, gedich of sms'je in 't Limburgs? Dees basistips kènt me toepasse op de meiste Limburgse dialekte.

                      Download hie 't Steuntje es PDF »
                      Deze website is mede gefinancierd door: